Monday, April 4, 2016

Murray Bookchin en directe democratie


door Debbie Bookchin en Blair Taylor

Murray Bookchin (1921-2006) was een productief schrijver, essayist en activist. Hij ontwikkelde een nieuwe vorm van linkse politiek dat zowel beantwoordde aan de behoefte van de sociale bewegingen als aan de diverse problemen waarmee ze geconfronteerd werden. Hij leverde een nieuwe politieke visie en een nieuwe strategie voor een waarachtig vrije samenleving – een project dat hij ‘communalisme’ noemde. Veeleer dan een kritiek beoogde dit een reconstructieve visie van een totaal andere maatschappij te leveren – direct democratisch, antikapitalistisch, ecologisch en gekant tegen elke vorm van overheersing – dat vrijheid in met elkaar geconfedereerde volksassemblees moest verwerkelijken. Met het communalisme hoopte Bookchin het revolutionaire project te bevrijden van de smet van het autoritarisme en van het zogenaamde ‘einde van de geschiedenis’. Het betekende in zijn ogen een krachtdadige politiek dat reikte van verzet tot maatschappelijke transformatie.

Na zes decennia van activisme en theorievorming, kwam Bookchin met het gebruik van de term ‘communalisme’ tot een filosofie van maatschappelijke verandering dat hij zijn leven lang aan de linkerkant van het politieke spectrum vorm gegeven had. Hij was geboren in 1921 en werd geradicaliseerd op 9-jarige leeftijd, toen hij lid werd van de Jonge Pioniers, de communistische jeugdorganisatie in New York City. Op het eind van de jaren 1930 werd hij trotskist en, vanaf 1948, bracht hij een tiental jaren door in de libertair-socialistische Contemporary Issue-groep, dat gebroken had met het orthodoxe marxisme. Op het einde van de jaren 1950 werd hij zich bewust van het belang van de milieuverloedering als een symptoom van diep gewortelde maatschappelijke problemen. Bookchins boek over dit onderwerp, ‘Our Synthetic Environment’ (1962), verscheen zes maanden vóór Rachel Carsons ‘Silent Spring’, terwijl zijn geschrift ‘Ecology and Revolutionary Thought’, dat in 1964 verscheen, het begrip ecologie als een politieke categorie bij Nieuw Links introduceerde. Dit essay, waarin de baanbrekende synthese van anarchisme, ecologie en decentralisering voltrokken wordt, was het eerste die de groei-of-sterf logica van het kapitalisme in verband bracht met de ecologische vernietiging van de planeet, en ze leverde een diepgaande nieuwe analyse van de impact van het kapitalisme op zowel het milieu als op de sociale relaties. Zijn essay ‘Post-Scarcity Anarchism’ (1968) herdefinieerde de anarchistische theorie voor een nieuwe tijd en leverde een coherent kader voor de reorganisatie van de maatschappij volgens ecologisch-anarchistische lijnen. Toen ‘Students for a Democratic Society’ (SDS) op haar laatste congres in 1969 tot marxistisch sectarisme verviel, verspreidde Bookchin er zijn pamflet ‘Listen Marxist!’, dat de regressie van verschillende vleugels van de SDS tot een dogmatisch marxisme bekritizeerde. Hij pleitte voor een alternatieve anarchistische politiek van directe democratie en decentralisering, ideeën die onder het puin van de afbrokkelende organisatie begraven werden maar die weerklonken in de bewegingen die later de toon zouden aangeven. De essays van deze periode, die oorspronkelijk gepubliceerd werden in het magazine ‘Anarchos’ door de New York City-groep die mede door Bookchin in het midden van de jaren 1960 opgericht werd, werden in 1971 gebundeld in ‘Post-Scarcity Anarchism’, een boek dat een grote invloed op Nieuw Links zou uitoefenen en dat een klassieker van het twintigste eeuwse anarchisme zou worden.

Bookchin is de auteur van 23 werken over geschiedenis, politieke theorie, filosofie en urbane studies. Hij putte uit een rijke intellectuele traditie die reikte van Aristoteles, Hegel en Marx tot Karl Polanyi, Hans Jonas en Lewis Mumford. In zijn hoofdwerk ‘The Ecology of Freedom’ (1982) legde hij de historische, antropologische en maatschappelijke wortels bloot van hiërarchie en overheersing en hun implicaties voor onze relatie tot de natuurlijke wereld in een omvattende theorie die hij ‘sociale ecologie’ noemde. Hij beïnvloedde elke belangrijke denker van zijn tijd, van Noam Chomsky en Herbert Marcuse tot Daniel Cohn-Bendit en Guy Debord.

In 1974 richtte Bookchin samen met anderen het Institute for Social Ecology (ISE) op, een uniek educatief project in Vermont dat cursussen organiseert in politieke theorie, radicale geschiedenis en praktische ecologische initiatieven zoals organische landbouw en zonne-energie. Hij oefende een grote invloed uit op de elkaar overlappende richtingen van directe actie, vrede, radicaal feminisme en ecologie, die door de nieuwe sociale bewegingen op het einde van de jaren 1970 en de jaren 1980 voortgebracht werden. Verrijkt met zijn ervaringen als straatagitator, vakbondsman in een autofabriek en burgerrechtenactivist voor CORE (the Congress of Racial Equality), speelde hij een leidinggevende rol in de antikernenergiegroepering Clamshell Alliance en in de vorming van het Left Green Network. In haar boek ‘Political Protest and Cultural Revolution: Nonviolent Direct Action in the 1970s and 1980s’ schrijft Barbara Epstein aan Bookchin de verdienste toe het begrip affiniteitsgroep te hebben verbreid en de Europese Kritische Theorie van Theodor Adorno en Max Horkheimer te hebben gepopulariseerd. Zijn ideeën over een face-to-face participatieve democratie, algemene volksvergaderingen en confederalisme werden overgenomen als basismodel voor organisatie en besluitvorming door vele antikernenergiegroeperingen over zowat de hele wereld, en later door de andersglobaliseringsbeweging, die hen gebruikte om een democratische werking in hun organisatie en besluitvorming te verzekeren. Bookchin ontmoette ook vele leiders van de Duitse Groenen en hij onderhield een intense correspondentie met hen; hij had een sterke stem in het Realo-Fundidebat over de vraag of de Groenen een beweging moesten blijven of een conventionele partij moesten worden. Zijn werk bereikte een breed publiek en werd in vele talen vertaald en herdrukt in Europa, Latijns-Amerika en Azië.

In de jaren 1980 en 1990 was Bookchin een belangrijke gesprekspartner voor kritische theoretici als Cornelius Castoriadis en hij leverde geregeld bijdrages aan het invloedrijke blad ‘Telos’. Hij voerde heftige discussies met vooraanstaande ecologische denkers als Arne Naess en David Foreman. Terzelfder tijd speelde het Institute for Social Ecology een belangrijke rol in de andersglobaliseringsbeweging die in 1999 in Seattle het levenslicht zag, en werd het een plaats voor activistische reflectie terwijl het, in onderscheid tot het reformistisch, antiondernemings discours van vele NGO’s, pleitte voor directe democratie en antikapitalisme en een reeks linkslibertaire en ecologische initiatieven opstartte. Maar toen in het midden van de jaren 1990 er binnen bepaalde vleugels van het anarchisme problematische tendensen als primitivisme, lifestyl-politiek en een aversie voor organisatie opdoken, beriep Bookchin zich aanvankelijk op een sociaalanarchisme, om kort nadien volledig met het anarchisme te breken. Om zijn levenslange ervaring aan de linkerzijde van het politieke spectrum te verwerken, spendeerde Bookchin de laatste 15 jaren vóór zijn overlijden in 2006 aan een leesbare vier-delige studie over de geschiedenis van revoluties, onder de titel ‘The Third Revolution’, waarin hij, met het oog op een duurzame maatschappelijke transformatie, scherpzinnige conclusies formuleerde over het falen van revolutionaire bewegingen – van de boerenopstanden tot de moderne revoluties. Deze inzichten leverden een nieuw politiek perspectief, waarvan hij hoopte dat ze de valstrikken van het verleden zou kunnen vermijden en dat het zou kunnen leiden naar een nieuwe, emancipatorische praktijk: het communalisme.

Het was in deze periode dat Bookchin veel van de essays publiceerde die we in deze bundel opgenomen hebben en waarin hij het concept communalisme en zijn concrete politieke dimensie, het libertair municipalisme, uitwerkt. Met een communalistische politiek suggereerde Bookchin een uitweg uit de al te bekende impasse tussen de anarchistische en de marxistische traditie en leverde hij een derde, ontbrekende peiler in het recente debat tussen Simon Critchley en Slavoj Zizek. Bookchin verwierp zowel de bescheidenheid van Critchley’s zuiver defensieve verzetspolitiek als Zizeks obsessie met het veroveren van de oppressieve staatsmacht en hij pleitte voor een herwaardering voor het in haast elke opstand opduikende fenomeen van de volksvergadering. Van de quartiers van de Parijse Commune (1871) tot de grote assemblees van Occupy Wall Street en elders lopen deze zelfgeorganiseerde democratische raden als een rode draad door heel de geschiedenis, tot in de huidige tijd. Maar revolutionairen van alle schakeringen hebben veel te weinig oog voor het grote potentieel van deze volksinstellingen. Deze instellingen van volksmacht, die door Hannah Arendt de ‘verloren schat’ van de revolutionaire traditie genoemd werd, wordt door marxisten onderworpen aan een gecentraliseerde partijdiscipline en wordt door anarchisten met veel argwaan bekeken, maar vormt voor Bookchin het fundament voor elk politiek project. Voor het communalisme is deze steeds weer opduikende historische organisatievorm de basis voor een begrijpbare libertair-socialistische opvatting van directe democratie.

Eén van Bookchins vroegste formuleringen van libertair municipalisme verscheen in 1987 in zijn boek ‘The Rise of Urbanization and the Decline of Citizenship’ (later herdrukt onder de titel ‘From Urbanization to Cities’). Dit werd voorafgegaan door ‘The Limits of the City’ (1973), waarin hij de geschiedenis van de urbane megalopolis schetste en waarin hij pleitte voor decentralisering. In het latere boek schetste Bookchin de geschiedenis van de stad om het belang te benadrukken van een actief burgerschap als de fundamentele basis voor het creëren van vrije gemeenschappen. Hij maakte een onderscheid tussen ‘staatsmanschap’, waarin het individu weinig invloed op de politieke gang van zaken heeft omwille van de beperkingen van het representatieve systeem, en ‘politiek’, waarin de burgers een directe, participatieve controle uitoefenen over hun regeringen en gemeenschappen. De ideeën van dit boek, waarin Bookchin teruggrijpt naar de Griekse polis om de begrippen van face-to-face participatieve democratie, volksvergadering en confederatie verder uit te werken, leveren een prefiguratieve strategie waarin een nieuwe maatschappij ontstaat in de schoot van de oude. Dit concept van directe democratie heeft een groeiende rol gespeeld bij de hedendaagse linkslibertaire activisten en werd het fundamentele organisatieprincipe van Occupy Wall Street, zelfs indien vele van diens aanhangers zich daar niet van bewust waren. Zoals David Harvey in zijn boek ‘Rebel Cities’ opmerkt: ‘Bookchins plan is veruit het meest gesofisticeerde radicale plan voor de creatie en het collectieve gebruik van de commons in een brede waaier van mogelijkheden.’

De negen essays in deze bundel leveren een uitstekend overzicht van Bookchins politieke filosofie en leveren de meest ontwikkelde formulering van zijn denken over de organisatievormen die er nodig zijn om tegenover de oppressieve macht van de natiestaat een tegenmacht te ontplooien. Elk essay stond oorspronkelijk op zichzelf; voor dit boek hebben we hen redactioneel bewerkt om overlappingen te voorkomen en de leesbaarheid te bewaren. Allen samen dagen ze ons uit de hervormingen door te voeren die noodzakelijk zijn om de planeet te redden en tot een ware menselijke vrijheid te komen, ze leveren een concreet programma voor deze ingrijpende maatschappelijke transformatie. De geschriften van deze bundel zijn zowel een introductie tot als een culminatie van het werk van één van de meest originele denkers van de 20ste eeuw.



(Uit de inleiding tot Murray Bookchin, ‘The Next Revolution’, Verso, 2015)

Vertaling door Johny Lenaerts

No comments:

Post a Comment

Note: Only a member of this blog may post a comment.